De Kadesh-trail is een fietstocht door één van de grote brandhaarden van de twintigste eeuw. Aanleiding voor de tocht was echter een vredesverdrag. Het Verdrag van Kadesh werd gesloten in 1269 v.C. tussen de Hettitische koning Hattusilis en de Egyptische farao Ramses II. Het verdrag werd geschreven in spijkerschrift op kleitabletten. Zij werden in 1906 door de Duitse archeoloog Winckler gevonden in de oude Hettitische hoofdstad Hattuşaş (Bogazköy). Het is nu te bewonderen in het Archeologisch Museum van Istanbul. Maar hetzelfde verdrag vinden we ook terug op de muren van de grote Amon tempel in Karnak, Luxor. Daar is het geschreven in hiërogliefen: "Als een vijand van buitenaf tegen het land van Egypte optrekt, ... dan zal de koning van Hatti zijn soldaten en zijn strijdkarren sturen, en hij zal de vijanden aan stukken slaan".
De tocht begint in Hattuşaş en zal door centraal Turkije, Syrië, Jordanië en de Sinaï woestijn naar de vruchtbare Nijlvallei lopen. Daar zal ik nog 600 km. zuidwaarts rijden tot Luxor.De eerste dagen van juli '92 is het slecht weer in Turkije. Toch beleef ik in Istanbul in het charmante gezelschap van Emel enkele fantastische dagen die we aan de poort van het Topkapi serail besluiten met het bijwonen van Mozarts Entphürung aus den Serait. Ankara staat helemaal onder water. Maar als ik met de bus in Hattuşaş aankom, schijnt tussen de wolken een stralende zon. Toeristen zijn er niet. Toch is de site een bezoek meer dan waard. De meters dikke stadmuur met haar enorme poorten doet me denken aan de oude Myceense steden.
De eerste dag rij ik tot Sarikaya waar ik het stof van mij af laat schrobben in de lokale hammam. Luxueus is het niet, maar de prijs bedraagt maar een fractie van wat ik in Istanbul betaal. Bovendien komt de "beul van dienst" ook nog echt op mijn rug dansen ...! Cappadocië, waar ik vorig jaar nog was geweest, laat ik rechts liggen. Kayseri is een belangrijk tapijt - en wolcentrum. Als ik er door de straten wandel, word ik herkend door één van de tapijtenverkopers waar ik vorig jaar mee gepraat heb. Onderweg zijn er veel honden die vervaarlijk achter me aan hollen. In een restaurantje raadt een Turkse migrant die in Nederland woont, me aan niet weg te fietsen van de honden, maar te stoppen en lieve woorden tegen ze te zeggen. Nog geen half uur later rennen er weer twee kangals naar me toe ... ik schraap alle moed bijeen, knijp ... in mijn remmen en ... de honden houden stil, draaien zich om en keren terug naar de kudde schapen.Na een frisse watermeloen op de Cilicische Poort - één van de weinige bergpassen over het Taurosgebergte - daal ik af naar de Middellandse Zee. Het is dezelfde weg als eens Alexander de Grote volgde om bij het kleine riviertje Issos, de basis te leggen voor zijn (kortstondig) wereldrijk.
Aan de Turks - Syrische grens moet ik een uur wachten vooraleer men zeker is dat mijn fiets niet in mijn paspoort moet ingeschreven worden. De Arabische wegwijzers zijn in het begin nogal onduidelijk voor me. Toch bereik ik snel Aleppo. De citadel is één van de machtigste gebouwen in het Nabije Oosten, en de soeks met hun kilometers lange steegjes zijn een waar doolhof. Een verkoper vraagt mijn adres om me een half jaar later een kerstkaart te sturen, met het adres op de briefomslag geplakt met uit een krant geknipte letters!De noria 's in Hama maken een onuitwisbare indruk op me. 24 Uren per dag, 7 dagen in de week, al eeuwen lang ... stuwen ze met hun kreunend geluid het water van de Orentes naar de hoger gelegen delen in de stad en omgeving. Homs kan me niet bekoren, evenmin als Kadesh, waar van het toenmalig slagveld van 1299 v.C. zelfs met veel fantasie niets te zien is. Als ik 's avonds 140 km. verder in Damascus aankom, merk ik dat ik mijn paspoort en visum in Homs in het hotel heb laten liggen. "Geen nood", zegt de hoteleigenaar nadat ik hem het adres van het hotel in Homs heb gegeven. Ik krijg een kamer, en tegen middernacht word ik gewekt. In de lobby staat de receptionist van het hotel in Homs met mijn documenten. Hij is met een bus gekomen, en heeft niet veel tijd omdat hij 's morgens weer werken moet. Nog in Damascus heb ik het geluk een hoge ambtenaar van het ministerie van cultuur te ontmoeten. Hij leidt me rond in het nationaal museum en laat me o.a. de voor toeristen nog niet toegankelijke synagoge van Doura Europos zien. De soeks van Damascus kunnen de vergelijking met die van Aleppo niet doorstaan. Maar dat wordt ruimschoots goedgemaakt door de 136 m. lange en 35 m. brede Omayaden Moskee. Ze werd gebouwd in de 8ste eeuw. De ornamenten werden vooral door christelijke kunstenaars gemaakt. Binnen wordt het hoofd van Johannes de Doper bewaard, die zowel door de christenen als door de moslims wordt vereerd. Over een eenzame weg rijd ik verder naar de Jordaanse grens. Na de gebruikelijke formaliteiten bereik ik het Romeinse Gerasa, een ruïnestad die zich bijna met Efeze kan meten. De 600 m. lange hoofdstraat of mese was versierd met Ionische en Korintische zuilen. Ze leidde naar het theater, het hippodroom en vooral de grote Artemis tempel met zijn 14 m. hoge zuilen.
Tussen Gerasa en Amman moet ik kilometers lang over een onverharde weg rijden. In de Jordaanse hoofdstad neem ik vooral rust. Behalve het Romeins theater en de Dode Zee-rollen is er niet veel te beleven. Zo vertrek ik enkele dagen later goed uitgerust over de Koningsweg naar Petra. Maar eerst moet ik enkele keren van op het 1000 m. hoge plateau afdalen naar een wadi, om daarna terugomhoog te klimmen. De Wadi Mujib is de diepste kloof: na een spectaculaire afdaling en een klein bruggetje over een uitgedroogde beek, moet ik bijna 1000 m. hoogteverschil overwinnen, geen sinecure bij een temperatuur van meer dan 40°C en met 25 kg. bagage.Maar de beloning is groot: Petra is één van de mooiste plekken die ik ooit heb gezien. De Siq, een 2 km lange kloof met rotswanden van soms 100 m. hoog en op plaatsen slechts 2 m breed, vormt de enige toegang tot de stad. En als je erdoor bent, sta je plots voor El Khazheh, de Schatkamer, een 40 m hoge grafkamer, uitgehouwen in de kleurrijke rotsen. Voor velen is het vooral bekend als de plaats voor het ultieme gevecht van Indiana Jones in "The Last Crusade". Een volle dag heb ik nodig om de belangrijkste plekken te bezoeken. Soms is het zelfs beter om je ergens in de schaduw neer te zetten en weg te dromen over de tijd dat de stad tijdens de Nabateeërs nog een welvarend centrum was op de karavaanroute tussen Aqaba en Damascus. Met snelheden van soms meer dan 70 km/u. daal ik van het plateau 1000 m. dieper af naar Aqaba. Daar neem ik weer enkele rustdagen, geniet ik van de wondere onderwaterwereld en heb een praatje met lokale mensen. Als enkele havenarbeiders me vragen wat ik vind van hun land, ben ik natuurlijk vol lof ... maar de stenengooiers van Tafila lagen wel nog op mijn maag. "Ach", antwoorden ze, "trek het je niet aan. De mensen in Tafila zijn een beetje gek ..." Ik trek fronsend mijn wenkbrauwen op, tot er eentje zegt: "... want wij kunnen het weten, wij zijn immers van daar ...!"
Omdat ik niet door Israël mag, neem ik in Aqaba de boot naar Nuweiba. De volgende ochtend vertrek ik voor een rit van 130 km. naar het 1600 m. hoger gelegen St. Katharina klooster. Onderweg besef ik dat de woestijn niet zo leeg is als hij op het eerste zicht lijkt: jakhalzen, dromedarissen, hagedissen ... en zelfs mensen leven hier. Onder een eenzame boom zitten 2 bedoeïenenvrouwen. Ze roepen naar me en ik besluit halt te houden. In een zwartgeblakerd verfpotje koken ze water voor de koffie. Plots kruipt er uit de enige boom in de verre omtrek een derde vrouw. Waar had ik ook weer gelezen dat bedoeïenen hun waardevolste bezittingen in de bomen hangen? Na deze korte pauze begeef ik me opnieuw op weg. Plots zie ik in de verte het herderinnetje Nora met enkele geitjes naar me toe komen. In gebarentaal maakt ze duidelijk dat ze dorst heeft. Ik geef haar water. Dan doet ze teken dat ze ook iets wil eten. Ik geef haar brood en enkele koekjes. Dit is het moment, denk ik, om een close-up van deze gesluierde jonge vrouw te maken. Als ik het haar vraag, spreekt ze haar eerste woorden ... "money, money". Het St. Katharina klooster is een unieke plek. Het werd in de 6de eeuw gebouwd door de Byzantijnse keizer Justinianus aan de voet van de Mozesberg, en op de plaats waar de leider van de Joden het brandend braambos zag. De muren zijn 18 m hoog, en pas in 1801 werd er een deur in gemaakt. Het klooster bezit na het Vaticaan de grootste collectie manuscripten en iconen van de christelijke wereld.
Van St. Katharina naar Cairo zijn bijna 500 km. Ik doe er 3 dagen over. Elke dag drink ik behalve thee en frisdrank zo 'n 12 liter water. Omdat er geen hotel is tussen St. Katharina en Suez, slaap ik onder de palmen in mijn tentje. 's Morgens word ik wakker door het gestommel van een ezel. Als ik me buiten omkleed, hoor ik tussen de struiken plots het gegiechel van bedoeïenenvrouwen. Wellicht hebben ze voor het eerst in hun leven een naakte westerling gezien. Het is al bijna donker als ik in Suez aankom. Net op tijd om in het hotel getuige te zijn van een bruiloftsfeest. Een dag later ben ik in Cairo.
Fietsen in de Egyptische hoofdstad is geen sinecure. Ik word door een bus aangereden. Gelukkig zonder veel erg. Maar als de bestuurder me uitlacht, vlieg ik hem naar de keel. Een politieagent komt tussenbeide, en de chauffeur biedt zijn verontschuldigingen aan. Ik vind een hotelletje in het centrum van de stad, op loopafstand van het museum. Daar is het door de drukte en door het grote aanbod moeilijk genieten van zoveel oudheidkundige schatten. Ik bezoek ook de citadel, de souk Khan el-Khalili, en enkele moskeeën.
De pyramides laten niemand onberoerd, maar meer nog geniet ik als ik van de toeristische paden afwijk. Ik kom terecht in enkele rotsgraven waar nog overblijfselen van skeletten liggen. Langzaam dwaalt mijn geest af naar de tijd van de farao 's .... tot een bewaker me wegjaagt.
Als de zon haar eerste stralen op de piramiden werpt, ben ik al op weg. Bij de trappiramide van Zjoser ben ik vooral onder de indruk van de oudste geschriften op de muren van de graftombe van Unas. Met een veerpont vaar ik naar de overkant van de Nijl waar zich zich Tell El-Amarna bevindt, de kortstondige hoofdstad van de "ketterkoning" Echnaton. Hij brak met de eeuwenoude tradities en koos voor het monotheïsme van Aton. Veel is in Amarna niet te zien, maar de gedachte aan de revolterende farao en zijn beeldschone echtgenote Nefertete maken veel goed.
Abydos was het heiligdom van Osiris, de god van het hiernamaals. Op de muren van de tempel van Sethos I, vader van Ramses II, staan reliëfs die de strijd bij Kadesh weergeven. Ik fiets verder in de vruchtbare Nijlvallei, langs prachtige duivenkastelen, kleine lemen huisjes en hard werkende fellah 's. 6 Dagen en 770 km. vanaf Cairo kom ik aan in Luxor. Dit was gedurende vele eeuwen de belangrijkste stad van het Egyptische Rijk. Het centrum wordt ook nu nog gedomineerd door de grote tempel. Enkele kilometers noordwaarts, in Karnak, ligt de grote en belangrijke tempel van Amon. Ik wandel tussen een woud van 134 "stenen papyrusstengels" tot ik op een buitenmuur voor een lange tekst in hiërogliefen sta: het Verdrag van Kadesh!
Een laatste bezoek breng ik op de westelijke oever van de Nijl. Daar, waar de zon onder de aarde verdween, begroeven de Egyptenaren hun koninklijke doden. Geen piramiden zoals ze 1 000 jaar eerder deden, maar rijk versierde graven, diep verborgen in de rotsen. Toch werden de meeste gevonden en geplunderd vooraleer moderne archeologen ze ontdekten. Alleen Howard Carter had "geluk" toen hij hier het ongeschonden graf van Toet Anch Amon blootlegde.
Met de trein naar Alexandrië is het begin van de terugreis. Vanuit dit antieke centrum van kunst en cultuur heb ik een minicruise besproken naar Venetië. Daar spring ik na 12 dagen weer op mijn fiets voor nog eens 1200 km. Als ik na 2 maanden thuis aankom, heb ik 4 648 km. afgelegd in 35 fietsdagen.